Bartje; sprookje van deze tijd

Er was eens een jongetje dat Bartje heette Bartje de Vries. Eigenlijk heette hij Bartholomeus de Vries Robbé van Havercorn tot Rijswijk, maar dat vond iedereen te lang, dus werd het De Vries. En ook Bartholomeus bleek niet haalbaar, je roept nu eenmaal als moeder niet: Bartholomeus de pap is klaar of zoiets. Dus het werd Bartje.
Het gekke is wel dat het nooit Bart werd, Bart, Bartholomeus dus eigenlijk, bleef Bartje tot op hoge leeftijd.
Bartje had een goede inborst. Zijn vader zei altijd: Bartje is te goed voor deze wereld en omdat hij dat vond en bang was dat Bartje daar erg onder zou gaan lijden, hij had zelf de oorlog ternauwernood overleefd door iemand anders een stuk brood afhandig te maken, probeerde hij hem streng op te voeden.

Dus als Bartje tegen zijn jongere broertje zei: “Jij mag mijn taartje wel hebben,” als er weinig taart was, zei zijn vader: “Nee Bartje, sta nou eens eindelijk op je strepen, jij eet dat stuk taart op!” En dat deed Bartje dan, maar wel met lange tanden.

Op school was het ook niet makkelijk dat hij zo’n goede inborst had. Hij werd al gauw gepest door brutale jongens, die dan expres iets ondeugends deden in de klas en als de onderwijzer het niet door had en vroeg wie iets had gedaan gaven ze Bartje de schuld.
Maar als je nou denkt dat Bartje dom was, wat veel mensen en ook kinderen dachten, dan heb je het mis. Bartje was helemaal niet dom, hij zag veel en dacht veel na en hij vond de wereld al toen hij heel klein was raar in mekaar zitten.
Waarom, dacht Bartje bijv, worden we geboren en met heel veel moeite groot gebracht om dan toch later weer dood te gaan?
Niemand kon hem dat uitleggen en hoewel hij in zijn beginjaren veel vragen aan zijn ouders stelde, hield hij daar al gauw mee op, toen hij zag dat ze toch geen antwoorden konden geven en ze er geen raad mee wisten, ze werden er gewoon zenuwachtig van.

Omdat hij dus niet meer zoveel vroeg en vervolgens ook niet meer zoveel zei en aldus ook volgens zijn moeder zich ‘het kaas van zijn brood liet eten’, maakten zijn ouders zich steeds meer zorgen en lieten Bartje al vroeg testen. Wat bleek? Bartje bleek een heel hoog IQ te hebben, hij was zo werd gezegd eigenlijk hoogbegaafd en hoog-sensitief!
Iedereen stond versteld, hij kreeg meteen een andere plek in de klas, letterlijk en figuurlijk.De school kreeg speciale subsidie voor hoogbegaafde kinderen dus was het algehele gevoelen dat Bartje een ereplek moest krijgen. Met Bartje konden ze opeens scoren, zo heette dat toen. Want in de wereld waarin Bartje opgroeide ging het om ‘scoren’, op het voetbalveld natuurlijk, want dat was de algemene sport waar iedereen van hield of van moest houden, maar ook in de kunst of in de wetenschap of op de televisie.
En als je had gescoord zo werd Bartje al spoedig duidelijk, werd je BN’er, dat is dat je bekend werd en bekend betekende dat je overal voorrang kreeg. Je kreeg bijv de beste plek bij een wedstrijd, welke ook, als je ziek werd gingen ze extra aandacht aan je besteden en zelfs de rechter werd voorzichtig als een BN’er iemand aanklaagde of zelf werd aangeklaagd.
BN’er moest je dus zien te worden dacht Bartje. Maar hoe kun je nu BN’er worden als je een goede inborst hebt? En bovendien hoogbegaafd? Want als je een goede inborst hebt gaat het je er niet om te scoren maar gaat het je om het spel zelf en vooral de sportiviteit, het samen met anderen spelen of alleen spelen want daar hield Bartje eigenlijk het meeste van. Hij had weinig vriendjes omdat hij de andere kinderen vaak niet begreep en ze hem maar raar vonden, zo aardig en dus onbetrouwbaar want als je zo aardig was als Bartje geloofden ze er niet in. Dat kon gewoon niet waar zijn. En hij maakte vaak opmerkingen die niemand begreep zoals: waarom vind je het eigenlijk zo leuk om aldoor op een scherm te kijken naar iets wat niet bestaat? Kijk dan liever naar dat meisje dat net gevallen is en haar knie heeft bezeerd.
Ja, hoor riepen ze dan in koor, dat is nou net weer iets voor Bartje! Dat meisje heeft haar knie bezeerd, jammer joh, moet ze maar niet zo stom zijn om te vallen, eigen schuld dikke bult, of woorden van die strekking.
Bartje werd dus voorzichtig met anderen. Hij leerde zich alleen te vermaken. Bijv door de natuur in te gaan en tegen een boom te praten. Zijn ouders bleven zich zorgen maken ook al wisten ze nu dat hij hoogbegaafd en hoog-sensitief was en bedachten dat ze maar een hond voor Bartje moesten kopen. Dat deden ze en het hondje, een lieve schapendoes met heel veel haar dat ze knuffel noemden, en Bartje werden onafscheidelijk.

Maar natuurlijk ging Bartje ook naar de middelbare school waar hij knuffel niet mee naar toe kon nemen. Het werd het gymnasium en daar zaten meer hoogbegaafde en hoog-sensitieve kinderen op, maar het verschil was wel dat een goede inborst daar weer veel moeilijker was te vinden. Veel kinderen hadden van hun ouders meegekregen dat het erg belangrijk was om te scoren en dat ze moesten zorgen altijd nummer één te zijn. En dat betekende dat ze daar heel veel voor over hadden. Zo waren er nogal wat klasgenoten die stiekemerds waren, ze deden als de leraar keek heel oplettend en maakten een goede indruk maar nauwelijks verslapte de aandacht even of ze keken af bij anderen of prikten hun buurvrouw in de rug.
Bartje zag dat allemaal en kon er niet tegen, maar wilde het ook niet verklappen aan de leraar, dus ‘trok hij zelf steeds aan het kortste eind’, zo noemden ze dat bij hem thuis.
Bartje was dus te goed voor de wereld, liet zich de kaas van het brood eten en trok zodoende ook nog aan het kortste eind.
Een duidelijk geval van een ernstige afwijking in de wereld waarin Bartje opgroeide.
Zijn ouders gingen met Bartje naar een bevriende psychiater, een bijzonder aardige man die meteen al tegen zijn ouders zei dat ze hem met Bartje even alleen moesten laten.

Toen ze alleen waren was de eerste vraag die hij Bartje stelde: “Bartje wat vind jij van het leven? Wat zou je willen met het leven dat je gekregen hebt?” En Bartje zei zonder aarzelen: “BN’er worden, maar ik weet niet hoe dat zou moeten met mijn goede inborst”. En hij vertelde de psychiater dat hij buiten zijn ouders om zich had opgegeven voor het tv-programma De Mol-junior, een programma waarbij iemand de mol is en dat je dan de mol moet vinden. Als je daaraan meedeed kon je BN’er worden, werd gezegd.
Maar Bartje was afgewezen omdat hij niet kon liegen en bedriegen en dat was nodig voor dat programma en je moest ook je beste vriend kunnen verraden. Dat was nu juist ook zo leuk vonden ze daar op tv.
De psychiater hoorde zijn verhaal aan en moest heel erg lachen om Bartje.
“Weet je wat jij moet worden,” zei hij lachend, “je moet eerst slecht worden, gewoon van dat ‘goede inborst’-image af want beste Bart, ik mag wel Bart zeggen hè? Dat is allemaal onzin hoor. Jij bent tweede generatie oorlogsslachtoffer dat kan iedereen zien, je ouders hebben de oorlog overleefd omdat ze voor zichzelf opkwamen en dat nemen ze zichzelf nu nog kwalijk. Want naar hun idee gingen alle ‘goede’ mensen naar de gaskamers en werden geëxecuteerd omdat ze onderduikers hadden of in het verzet zaten of gewoon een verkeerde vader of moeder.Ze zijn bang dat hun kinderen te kwetsbaar zijn en het niet zullen overleven. Jij bent een heel gewoon kind hoor maar je ouders dachten maar steeds dat je veel te goed was en dus kwetsbaar, laat je niks wijsmaken hoor, jij bent net als alle anderen ook gewoon slecht en goed, een mix van van alles en nog wat!”

Dat gesprek luchtte Bartje enorm op en vanaf dat moment liet hij zich Bart noemen en hoefde van zichzelf geen goede inborst meer te hebben laat staan te zijn.

Hoe is het nu eigenlijk afgelopen met Bartje die Bart werd? Toen hij zijn middelbare schooltijd had doorlopen en als een van de besten slaagde voor zijn eindexamen, is hij begonnen om zijn droom zoals hij dat noemde waar te gaan maken en dat was BN’er worden. Niet studeren of op wereldreis gaan zoals veel van zijn klasgenoten maar goed om zich heen kijken en kijken waarmee je BN’er werd. En Bartje die zich nu Bart liet noemen en zijn volledige achternaam begon te gebruiken om meer indruk te maken, zag  dat er een paar goede mogelijkheden waren om bekend te worden bijv een grote brand stichten, hard schreeuwen op 4 mei op de Dam, een overval plegen, een top BN’er ontvoeren en dan was er grote kans dat je op tv kwam in een zogenaamde College Tour, waarbij studenten aan je lippen hingen. Je kon dan ook meteen je levensverhaal schrijven of laten schrijven en dat boek dat dan uitkwam werd zo goed verkocht dat je binnen was voor je hele leven.
Maar je kon natuurlijk ook oplichter worden, vaak eerst onzichtbaar bijv als financieel adviseur of bij een bank. Als je dan directeur van zo’n bank werd die valse beleggingen had uitgegeven waaraan heel veel mensen veel geld hadden verloren kon je later directeur van een toezichthouder op de banken worden, zo bleek Bart. Of in de politiek, je zei van alles wat je zou gaan doen en kreeg dan veel stemmen en dan kreeg je een mooie baan en werd bovendien bekend en deed dan iets heel anders. Of je schreef stukken in kranten die helemaal niet klopten en dan dachten mensen dat de wereld zo in elkaar stak. Of je bedroog de mensen door te beweren dat kanker te genezen was en dan wist je zelf wel beter maar toch zei je dat om dan weer geld te krijgen of je vervalste gewoon je resultaten van onderzoek om weer geld te krijgen. Al die mensen werden bekend, schreven boeken over zichzelf en mochten altijd op de eerste rij zitten bij een voetbalwedstrijd.

Bart zag dat en dacht dat kan ik ook. Ik ben mijn hele leven een goede inborst geweest, we gaan de bakens eens verzetten, zo noemde hij dat. En omdat hij toch nog steeds een beetje eerlijk was koos hij voor de georganiseerde misdaad, gewoon omdat iedereen dan wist dat hij misdadiger was en dat was wel zo eerlijk vond Bart. Dus na 24 jaar goed doen ging hij nu mis doen. Hij overviel een bank, maar op een tijdstip dat er niemand aanwezig was, kraakte een kluis en jawel hij kon er niets aan doen maar gaf tweederde van het geld aan arme mensen die hij toevallig kende, moeders in de bijstand. Eigenlijk werd hij een herverdeler, hij haalde geld weg bij de rijken en gaf het aan de armen, maar hield er zelf toch ook wel een aardig zakcentje aan over. Dat nu werd bekend, men wist niet wie het was maar dat er een grote crimineel was die aan herverdeling deed, daar kreeg men lucht van. En dat kon natuurlijk niet want nu paste hij nergens meer in, hij was niet slecht maar ook niet goed, hij was bekend maar ook weer niet. Na veel zoeken wist een journalist die onderzoek deed op het gebied van de georganiseerde misdaad hem op te speuren en interviewde hem op een geheime locatie.

Nu was iedereen geïnteresseerd. De minister van Veiligheid, vroeger heette dat Justitie wilde hem heel graag hebben als crimineel burgerinfiltrant, dat was een prachtbaan en een carrière voor misdadigers die zich toelegden op oplichting en verraad, een soort De Mol voor volwassenen. Maar Bart zag dat niet zitten. Want wat hij als groot inzicht in zijn leven kreeg is dat hij juist veel bekender was als hij zich niet bekend maakte en toch achter de schermen opzienbarende dingen deed. Zo dachten zijn ouders dat hij een keurige baan als boekhouder had, zijn vrouw dat hij zzp-er was, dat is een zelfstandig werkende ondernemer en veel thuiswerk deed en zijn kinderen dat hij een goede vader was maar ook geen watje.

En zo leefde Bart als mix van goed en kwaad nog lang en gelukkig! En de psychiater die hem ooit had onderzocht? Die lachte in zijn vuistje en dacht “Ach, wat een mooi vak heb ik toch!”

Eén reactie op “Bartje; sprookje van deze tijd

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *