Gemak dient de mens; sprookje van deze tijd

Gemak dient de mens

Er was eens een land, waarvan de inwoners elkaar steevast groetten met de uitdrukking: ‘Gemak dient de mens’. Ze zeiden dat ook vaak zomaar als stoplap als ze niks anders meer wisten te zeggen of als ze afscheid namen.
Ze hadden maar één partij op wie ze stemden en die partij had maar één motto en dat was: Gemak dient de mens!

Dus eigenlijk hoefden ze helemaal niet te stemmen wat misschien nog wel makkelijker was, maar de meerderheid vond toch dat stemmen belangrijk was, want als je stemde had je het gevoel dat alles eerlijk verliep volgens de wensen van het volk, en dat was een stuk makkelijker dan niet stemmen en ontevreden worden en allerlei ongeregeldheden te krijgen.
In dat land deed niemand de afwas, daar had je een apparaat voor, niemand fietste of wandelde meer want je had toch een auto waarmee je je kon verplaatsen en die auto hoefde je ook niet te besturen want dat ging allemaal automatisch.
Brieven werden niet meer geschreven of verstuurd, dat was allemaal te veel werk.
Je richtte je ogen op een scherm dat dan je gedachten las en dat dan digitaal doorzond aan de betrokkene.
Soms moest je dan nog wel even wat corrigeren want per ongeluk dacht je soms onaardige dingen waarvan je niet wou dat de ander ze doorkreeg.
Kinderen konden nooit meer zoekraken want ze hadden een geïmplanteerde chip, wat heel makkelijk was.
Alles en iedereen was ook digitaal op elkaar aangesloten, zodat als je met iemand te maken kreeg je meteen wist wat voor vlees je in de kuip had.
Je kreeg nooit meer algemene informatie te zien maar alleen de informatie die bij jou paste en die jou interesseerde.

Zo kreeg een man die van lekker eten hield allerlei lekkere recepten te zien die dan speciaal waren afgestemd op zijn voorkeur. Iemand die van voetballen hield kreeg  precies te zien wanneer de club van zijn voorkeur speelde.
‘Je had nergens omkijken naar,’ zo noemden ze dat in dat land.
Je hoefde dus niet meer om te kijken of de verwarming wel hoog of laag stond, want die stond altijd op de door jou gewenste stand. Dat was allemaal ook gedigitaliseerd en afgestemd.
De digitale agenda was afgestemd op de verwarming zodat de verwarming laag ging als je ’s avonds weg moest. Maar als er meer mensen in één huis woonden kon dat wel eens moeilijker worden natuurlijk. Dan moesten de agenda’s wel even op elkaar worden afgestemd, anders ging de verwarming bv uit terwijl er toch iemand thuis was.
Dat vond men in dit land al een heel probleem waar een oplossing voor gevonden moest worden..
Alles ging elektrisch in dat land of eigenlijk digitaal, maar digitaal betekende ook elektrisch want al die apparaten en hun batterijen moesten opgeladen worden.

Dat vond men eigenlijk nog het lastigst in dat land.
Want het kon betekenen dat er opeens iets het niet deed omdat het niet was opgeladen, bv een auto of een draagbaar scherm, waarvan er erg veel soorten waren en dan wist je opeens niet meer hoe het verder moest, met wie je had afgesproken of met wie je contact moest opnemen of waar je moest zijn en welke route je moest nemen of waar je kinderen uithingen.
Het was dus heel belangrijk in dat land dat je altijd opgeladen was, zo heette dat.
En natuurlijk bedoelde men niet dat je zelf opgeladen was, want dat vond men daar erg hinderlijk. Opgeladen mensen moesten hun energie kwijt die moesten ontladen natuurlijk bv door middel van seks, maar dat was erg ouderwets, daar had je een ander voor nodig en dan werd je veel te afhankelijk, kon ook gewoon heel makkelijk door middel van een ontlader die iedereen bij zich had.
Dan ontlaadde je even en daarvan hoefde eigenlijk niemand iets te merken.
Maar belangrijker was dat jijzelf of liever de apparaten om je heen en ook in jezelf want steeds meer mensen liepen met apparaten in zichzelf bv een pacemaker, een hormoonregelaar, een bloeddrukregelaar, een vocht- en temperatuurregelaar en een emotie-regelaar, opgeladen waren.
Terwijl het volk er altijd van uitging dat gemak de mens diende en dus dat alles opgeladen moest zijn zodat ze volledig onafhankelijk waren hadden ze toch een ding over het hoofd gezien want waar moest al die energie vandaan komen???
Daar braken heel wat geleerden zich het hoofd over.
Tot tenslotte een jongen van 16 jaar iets heel slims zei. Hij zei: waarom doen we het niet zo dat alle lading die we aan energie als mens bij ons hebben wordt overgeladen naar apparaten, dat is toch veel makkelijker???
Die energie die wij hebben kunnen we eigenlijk toch niet echt kwijt.
Waar zouden we nog die energie in kwijt kunnen?
Kinderen kunnen niet buiten spelen want daar is veel verkeer, veel te gevaarlijk. Als ze veel energie hebben zijn ze vaak lastig in de klas of thuis, breken dingen, zijn te wild, helemaal niet makkelijk.We geven ze pillen om rustig te worden.
Maar ook volwassenen, die veel energie hebben moeten dat kwijt, ze gaan zich met van alles bemoeien bv hoe het met anderen gaat, wat voor regels er gelden, of ze gaan zich te buiten aan van alles en nog wat.
Zelfs al die topsporters raken helemaal gek van de prestaties die ze moeten leveren , gaan aan de dope of worden overspannen, nee het is veel makkelijker juist ook bij sporters om hun energie af te tappen en over te laden in onze apparaten zoals robots, want robots kunnen immers ook aan sport doen en hun prestaties zijn juist omdat het machines zijn veel beter dan die van ons.

‘Laten we als mensen al onze energie gewoon letterlijk steken in en overgeven aan robots, die voor ons het leven veel makkelijker maken!’ zei de jongeman die Wolf heette. Hij kreeg een grote aanmoedigingsprijs en men vond wat hij zei het ei van Columbus!
Dus vanaf dat moment kregen alle mensen een apparaatje waarmee ze hun eigen energie konden aftappen en gebruiken voor hun apparaten.
Dat ging een hele tijd goed. Iedereen tevreden, niemand meer afhankelijk.
Tot dat er een periode kwam dat de mensen van dat volk geen energie meer hadden.
Ze werden aangemoedigd om heel gezond te leven zodat ze veel energie hadden om af te tappen, ze mochten niet dik meer zijn of te veel eten of drinken, suiker en zout was verboden verklaard en kon je niet meer krijgen, terwijl suiker toch ook een bron van energie was.
Maar niets hielp, het volk werd slap en moe en kon zich nauwelijks nog voortbewegen. Geen mens was ook meer echt geïnteresseerd om energie af te tappen voor apparaten want hen interesseerde die apparaten niet meer. Waarom ook? Waar zou je je eigenlijk druk over maken? Je ging uiteindelijk toch wel dood.
Sommigen probeerden nog iets tegen de dood te vinden zodat je dan het eeuwige leven had maar de meesten vonden dat inmiddels geen wenkend perspectief meer.
Juist omdat ze zo moe waren hadden ze nergens meer zin in, ook niet meer in leven.
Er sprongen er steeds meer van de daken, vermagerden zienderogen, wilden niet meer eten en drinken en verwaarloosden zichzelf.
Zo ging het niet meer, vond de president van dat land die altijd verdedigd had dat gemak de mens diende, maar nu wel met de gebakken peren zat.
Hij ging op bezoek bij Wolf, die inmiddels 21 was.
‘Wolf,’ zei hij, ‘kun jij er alsjeblieft iets op vinden want zo gaan ze allemaal dood en hebben we dadelijk helemaal geen mensen maar erger nog geen apparaten meer!’. ‘Waarom,’ zei de slimme Wolf ‘zou dat eigenlijk erg zijn dat er geen apparaten meer zijn die opgeladen moeten worden?’ En toen kwam er opeens een aap uit een mouw, zomaar hij kroop er zomaar uit.

De president moest nu wel aan Wolf toegeven dat al die apparaten van hem waren, dat hij een bedrijf had waar ze allemaal waren gemaakt en dat als er geen apparaten meer zouden zijn hij brodeloos zou worden.
Wolf riep: ‘Maar dat betekent dat niet het gemak de mèns dient maar alleen maar uzelf dient!’
Dat moest de president nu toegeven, hij kon niet anders. En Wolf zei: ‘Dan gaan we de heleboel herijken! Gemak dient de mens niet langer maar juist ongemak. We zorgen gewoon voor een heleboel ongemak en daar hoeven we niet zoveel voor te doen want dat is er nu eenmaal als je leeft. Leven en laten leven wordt nu het credo!’ De president mompelde nog wat: ‘Ja, maar wordt het dan niet zo dat de ene mens de wolf wordt van de ander??? Want als je het aan mensen overlaat…’ De president had namelijk helemaal geen vertrouwen in mensen maar eigenlijk vooral niet in zichzelf, want dat hadden zijn ouders er nu eenmaal bij hem ingepeperd.
Wolf lachte zijn tanden bloot en riep: ‘Haha, je zou misschien denken dat ik zo over mensen denk als Wolf zijnde, maar ik heb net gezegd, je moet het over een hele andere boeg gooien president!’
De president liet het hoofd hangen en zei : ‘Wolf je hebt gelijk. Weet je wat: jij moet maar president worden, dan kun je zelf aan de mensen vertellen dat we een heel ander uitgangspunt gaan hanteren’. Dat lijkt misschien gek omdat hij daarmee de macht zomaar uit handen gaf maar ook super-machtigen kunnen moe worden van hun macht, doodmoe zelfs.

En zo kwam het dat Wolf vanaf een groot balkon en niet op een scherm, dat moest worden opgeladen, tegen de mensen zei dat vanaf dat moment ieder mens belangrijk was. Leven en laten leven daar ging het vanaf nu om, zei Wolf, en de mensen die nog erg moe waren en hangerig hoorden hem wat depri aan, maar dachten al wel: Ach dat klinkt wel prettig, we hoeven onszelf niet meer zo te forceren, we mogen gewoon zijn die we zijn en we hoeven niet steeds apparaten op te laden.
Er ging een zucht van rust door het land.
Men liet even de boel de boel, kwam op adem en dus op energie en begon weer plezier in dingen te krijgen en zo kwam het dat als je in dat land kwam je allemaal mensen zag die dingen aan het oppakken waren in plaats van op te laden of te ontladen en ze leefden met vallen en opstaan, maar dat hoorde erbij vond men.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *