Onderzoek alles en behoud het goede

Naarmate de tijd verstrijkt en mijn moeder langer geleden gestorven is, betrap ik me erop dat ik steeds vaker haar alledaagse wijsheden debiteer.
Deze week werd ik op een avond in Pakhuis de Zwijger geconfronteerd met een déjà vu van jewelste, waarbij ik aan de wijsheid van mijn moeder dacht.
De stelling van Henri Beunders, hoogleraar Ontwikkelingen in de publieke opinie aan de Erasmus Universiteit, is dat naarmate het slachtoffer in het strafproces een belangrijker plaats krijgt, de uitgedeelde straffen hoger worden en het strafrecht repressiever.
Dat was precies waar we indertijd, ik spreek nu over eind jaren tachtig, bang voor waren. Er werden Congressen aan gewijd, er waren beleidsmedewerkers bij  het ministerie van Justitie die erg voor dit soort vernieuwingen waren en anderen die er voor terugschrokken met dezelfde argumenten als Beunders nu gebruikt.
Eind jaren tachtig, toen ik voorzitter was van de Coornhert Liga heb ik het begin van de afbraak van het klassieke strafrecht meegemaakt.
Voorbereidingshandelingen werden strafbaar gesteld, de identificatieplicht, dwz de beperkte, stuitte op veel verzet maar leek niet meer tegen te houden…
Wij van de Coornhert Liga stonden bekend als hervormers, maar wat wilden we eigenlijk? Natuurlijk: minder gevangenissen, meer rechten voor gedetineerden, slachtoffer/dader bemiddeling en een strafrecht dat beter aansloot op de samenleving, een effectiever strafrecht ook, minder duur, meer samenwerking met de hulpverlening en de reclassering. Maar ik herinner me ook dat ik in die tijd bezig was, vaak juist op verzoek van de media, om het milde, humane Nederlandse strafrecht te verdedigen tegenover een berg  maatregelen die morrelden aan het principe van de rechtsstaat en als een tsunami op ons afkwam.
Beunders sprak over 2001 en 9-11 maar al eind jaren tachtig was er sprake van een glijdende schaal van voorstellen die allemaal te maken hadden met aantasting van het principe van de onschuld-premisse en de wet  als bescherming tegen willekeurig ingrijpen van de uitvoerende macht.
Wonderlijk dat iemand als Tineke Cleiren, hoogleraar Strafrecht in het Pakhuis deed alsof er wat dat betreft de laatste decennia weinig veranderd was.
Deze week las  ik ook het essay van Femke Halsema: Macht en Verbeelding.
En ook bij lezing van haar verhaal dacht ik weer aan de uitspraak van mijn moeder.
Zij pleit indirect voor meer nationale trots. Niet zo bijzonder. Daar pleit zowat iedere linkse of rechtse politicus voor.
Het interessante is alleen dat wij van de strafrechtbeweging maar ook van de sociale rechtshulp-beweging, van de vrouwenbeweging en van bijv het opbouwwerk, al die sectoren waar ik me indringend mee heb beziggehouden ons juist beriepen op  het Nederlandse normen en waarden-stelsel, zouden we nu zeggen, op “small is beautiful”, op “de menselijke maat”, op een zekere “Calvinistische” bescheidenheid waar het betreft de zgn helden van de terugtocht oftewel hulpverleners die zich echt in dienst stelden van hun cliënten, en tenslotte op het exportartikel van dit land bij uitstek: mensenrechten en de implementatie ervan.
Achteraf kun je misschien zeggen dat die houding wat hypocriet was omdat Nederland niet zo’n schone lei had als we wel eens naar buiten toe wilden voordoen, maar dat was wel hoe we dit land zagen, als een voorbeeld van een sociale verzorgingsstaat en rechtsstaat die hooguit nog best wat verbetering behoefde, maar de principes daar stonden we achter.
Zo revolutionair als nu deze generatie wordt voorgesteld waren we dus niet.
De grote veranderingen kwamen niet van ons babyboomers en veranderaars, nee die kwamen juist van rechts, waar overigens de PvdA keurig aan meewerkte.
Herman Vuijsje was zo iemand, een linkse intellectueel die het gedachtegoed van links aan de kaak stelde en een “harde” aanpak voorstond. Of Paul Scheffer over het multiculturele drama.
Ik heb veel geschreven en dat ging vaak over veranderingen: van zachte naar harde aanpak, van een welzijns en gezondheidsbenadering bijv waar het drugs betrof naar een repressieve benadering., van een bottom up benadering naar manageralisme en een top down benadering.
Dat alles zonder dat er veel immigratiegolven, moslims of andere buitenlanders aan te pas kwamen. Dat deden we zelf, dat deden wij als elite ook.
Ik zat voor de Emancipatieraad in Brussel begin jaren negentig en maakte daar mee dat Europa een zwenking maakte richting multinationals en de vakbeweging het nakijken had.
Dat was het begin van de verwijdering tussen het bestuur van de EU en de gewone burgers.
We schreven er een rapport over, maar het werd niet opgepakt.
Soms lijkt het of er zelfstandige ontwikkelingen zijn waar je machteloos tegenover staat.
Nu in deze tijd van Brexit, van Trump en van steeds vaker leiders die af willen van burgerrechten, denk ik terug aan al onze gevechten tegen een ontwikkeling richting de-humanisering en dan denk ik: Ach, laten we niet rechts of links zijn, maar laten we vooral bescheiden zijn, het kleine eren en nog geloven in de mens als mens en het goede behouden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *