Schokkend 3: Herhaling van zetten; de vrouwen hebben het weer gedaan!

In haar nieuwste boek: Eigen welzijn eerst van Roxane van Iperen, een auteur die ik overigens tot nog toe erg bewonder, spreekt ze over het nieuwe feminisme als draagzak-feminisme. Het gaat dan om vrouwen die ogenschijnlijk een stevige positie innemen maar feitelijk binnen de grenzen van de conservatieve familiemoraal blijven.
Het betreft moeders uit de middenklasse die vinden dat ze vrij moeten zijn hun vrouwelijkheid te vieren, al of niet werkend, fulltime of parttime, waarbij het belang van het kind centraal staat.* Ze laten zich sterk beïnvloeden door sociale media en vrouwelijke influencers. Van Iperen spreekt over wellness-rechts en het terug naar de (menselijke) natuur-principe.
Nu is deze (tamelijk denigrerende) visie op vrouwen als profiterend en op zichzelf gericht niet erg nieuw…

Met name als we als samenleving vrouwen weer wat meer nodig hebben bij een tekort schietende arbeidsmarkt vallen de commentatoren over elkaar heen in het ‘de schuld geven aan vrouwen’ voor de maatschappelijke misère waarin we terecht zijn gekomen. Op 8 maart 2018 hield Jet Bussemaker de Annie Romein Verschoor-lezing. Het verslag daarvan was in Trouw te lezen onder de kop: “Teveel vrouwen teren op de zak van hun man”.
Later zei Bussemaker dat ze dat niet had gezegd maar ik spreek het niet tegen, aldus de (ex-)bewindsvrouw, hoogleraar en voorvechtster van emancipatie.
Haar lezing had de titel: Bakfietsmuts of gelukkig deeltijdmens? Neerbuigender kan een titel nauwelijks zijn, mijns inziens.
Inmiddels heeft ze met haar Raad voor de Volksgezondheid een advies uitgebracht, waarin de Raad ervoor pleit om een fundamentele verschuiving toe te passen van een cliëntgerichte zorg naar een netwerk-gerichte zorg, waarin een steunsysteem voor zorg-relaties centraal staat. Naasten, vrijwilligers en beroepskrachten vormen daarbij samen een team.

Onder de titel Anders leven en zorgen; naar een gelijkwaardig samenspel tussen naasten, vrijwilliger en beroepskrachten komt, als je het rapport goed doorleest, een aapje al snel uit de mouw.
Nu de zorg met urgente personeelstekorten kampt kan het behulpzaam zijn om de klassieke dichotomie tussen formele en informele zorg ter discussie te stellen en als startpunt te nemen voor een mogelijke herijking van de relatie tussen naasten, vrijwilligers en beroepskrachten.
En verderop vinden we een dreigende uitsmijter: als we die verhoudingen niet snel gaan herijken, dan zullen we spoedig een verminderde kwantitatieve professionele kwaliteit moeten accepteren tot zelfs de invoering van een zorgplicht!!!

Toe maar!
Het voorstel om over te gaan tot een meer ‘hybride’ zorgsysteem van netwerk-gerichte zorg doet me opeens denken aan de indertijd ingevoerde Wet maatschappelijke ondersteuning waarbij de kracht van mensen zelf zou moeten worden ondersteund door het accent te gaan verleggen naar het eigen netwerk. Gemeenten zouden dat moeten uitvoeren en bevorderen. Mooi natuurlijk maar in feite een verkapte bezuinigingsmaatregel. Het leidde tot meer administratieve druk en een duidelijk verschil in opvatting tussen de mening en behoeften van de cliënt zelf en de opvatting dat meer informele hulp zou moeten worden ingeschakeld (SCP 2018; Hervorming van de langdurige zorg).

Wat betekent dat? Het accent verleggen naar het eigen netwerk, naar naasten en vrijwilligers? Drie keer raden. Juist ja: de inzet van vrouwen.
Nu wil het geval dat juist in die sectoren waar nu zo’n personeelstekort is ontstaan vooral vrouwen werkzaam zijn. En hoe komt het dan dat daar zo’n tekorten ontstaan?
Dat staat ook in het rapport van de Raad: Van de nieuwe zorgverleners verlaat 43 procent zijn of haar baan en 10 procent de sector binnen twee jaar. Zij willen vooral meer regie en keuzemogelijkheden in het werk, minder regeldruk en minder neventaken als onplezierige diensten.
Beroepskrachten ervaren, zo staat er ook in te lezen, een overdaad aan voorschriften en zware administratieve lasten.

Het rapport constateert dat in de nieuwe verhouding er meer tijd zou moeten zijn om in elkaar te investeren, dwz beroepskrachten en naasten en vrijwilligers.
Maar als ik het goed begrijp is die tijd er niet. Het rapport geeft ook niet aan hoe die tijd kan worden gewonnen bijv door minder eisen te stellen op het gebied van administratie ed.

Structureel verandert er dus niets, maar wel zou er meer moeten worden geleund op mantelzorgers. Terwijl nu al Nederland wereldwijd koploper blijkt te zijn in vrijwilligerswerk. 5,5 miljoen mensen zijn mantelzorger of vrijwilliger in de zorg. En van de 10 mantelzorgers is 1 overbelast! Drie maal raden, juist vrouwen (vooral van allochtone herkomst).

Kortom dames, maak je borst(en)maar nat: Geen verbeterde salarissen, niet minder administratieve druk of voorschriften of meer eigen regie en respect in en voor het werk, maar misschien naast je gezin in de toekomst nog zorgplicht voor je oude moeder of vader.

Tja, dat komt ervan, volgens Sander Schimmelpenninck. Wanneer vrouwen immers in het onderwijs 34 minuten meer zouden werken en in de zorg 48 minuten zijn de tekorten opgelost, met verwijzing naar Mc Kinsey (waar veronderstel ik even, niet gecheckt! vooral goedbetaalde mannen werkzaam zijn…?).
Wel zegt hij er nog even bij dat de overheid en de werkgevers een serieus pakket aan maatregelen en betere beloningen zouden moeten realiseren om zo af te rekenen met de parttime cultuur en een arbeidsmoraal waarin de collectieve dimensie ontbreekt!

  • Overigens heb ik als werkende moeder van drie kinderen datzelfde altijd als uitgangspunt gekoesterd. Is daar eigenlijk iets mis mee? Zie ook het Verdrag van de rechten van het kind.

Eén reactie op “Schokkend 3: Herhaling van zetten; de vrouwen hebben het weer gedaan!

  1. In een tijd waarin het riskant is te spreken over ‘vrouwen’ versus ‘mannen’ is het wellicht goed, dat er een algemene consensus zou worden ontwikkeld over het verrichten van zorgtaken. Het zou voor ‘mannen’ niet vreemd moeten zijn om zorgtaken te verrichten en zij zouden daar ook niet vreemd op moeten worden aangezien. ook niet wanneer zij daardoor niet meer fulltime beroepsmatig actief willen zijn. Dat aldus ontstane veranderingen in onze samenleving zouden moeten worden vertaald in (dus aangepaste) wet- en regelgeving, bijvoorbeeld betreffende belastingen en arbeidswetgeving, ligt voor de hand. Vraag: wie voel zich geroepen om hier een begin mee te maken?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *