Woorden willen losjes leven
maar degene die ze heeft opgeschreven
stapt verzwaard met stenen
de rivier in
Zoekend naar het ritme dat ongrijpbaar
onder het gesponnen wollen kleed
haar bestaan en dat van hen na haar lading geeft
Houdt ze de losse eindjes
verdwaasd in haar handen
en kijkt ernaar
Niets valt te rijmen
en alles heeft betekenis
moet ze gedacht hebben
in het gesticht
In de verloren tijd
waarin haar spot en brille
haar ontviel
de bodemloze put als cliché overbleef
Een last, ze was tot last
besefte ze
misschien een overblijfsel uit haar jeugd
waarin ze was betast
als een stuk steen bruikbaar
maar niet meer dan dat
Nee dan de liefde
één en ondeelbaar, man èn vrouw
een ritmisch golven
waarin een onvatbaar mysterie
verborgen zat
Ze deinde mee
vergat de stenen in haar jas
vergat haar worsteling
en zakte, zakte naar beneê
Tot beneden boven
en niets maar dan ook niets
haar meer van haar eigen
oorspronkelijke ritme kon beroven.
Met dank aan Pauline Slot en Thomas Heij voor hun inspirerende begeleiding.