Dat ene bordje

Naar aanleiding van het verschijnen van het autobiografische werk van Alexander Rinnooy Kan: Bordjes duiken, dat recent bij uitgeverij Balans verscheen, kan ik het niet nalaten om hier een heel persoonlijke reactie te plaatsen. Het is een overdenking geworden over hoe wonderlijk het leven kan lopen en hoe wonderlijk het is als je  al 48 jaar een deels intieme deels afstandelijke waarnemer bent van het leven van een ander.

Hoe wonderlijk als je zoals ik iemand al 48 jaar kent, van nog toen hij student was, van nog toen hij in 1969 o.a. met zijn a.s. eerste echtgenote en tweede en mijn a.s. eerste echtgenoot meedeed aan mijn experimentele theaterstuk met de veel zeggende titel: “Avondmaal”.
Hoe wonderlijk als je zo iemand als hij op zijn levenspad hebt gevolgd, zijn familie van dichtbij hebt leren kennen, zijn vader, zijn tante die je zo aan je eigen familie deden denken in hun gecompliceerdheid.
Als je hem en zijn a.s.  eerste vrouw, jouw beste vriendin, nog een slaapplaats hebt aangeboden begin jaren zeventig, tijdelijk, toen ze geen dak boven hun hoofd hadden.
Als je getuige bent geweest bij zijn eerste huwelijk, hebt meegemaakt hoe dat strandde, terwijl ook je eigen eerste huwelijk al gestrand was. Hebt meegemaakt hoe hij daar zat verscheurd bij jou thuis omdat zijn vrouw, jouw vriendin, hem niet trouw kon zijn.
Hoe je op de Pauwhof waar je werkte aan je proefschrift hem opeens tegenkwam met iemand die je niet kende maar hem kennelijk dierbaar was in die zo moeilijke periode.
Hoe hij je zijn tweede vrouw voorstelde die je nog kende van de middelbare school en met wier ouders (met een Indisch verleden) jouw ouders (met hun joodse achtergrond en oorlogsverleden) bevriend waren in het Den Haag waar zij en jij beide opgroeiden.
Hoe je van een afstand het grote geluk en de verwondering zag toen hij zijn eerste kind kreeg, iets wat jij toen al had meegemaakt met je tweede man. Allebei een zoon die jij Ruben noemde en hij Robert.
Hoe je alweer van een afstand zag hoe hij nog 2 kinderen kreeg en hoe zijn carrière hem steeds meer opslokte.
Hoe zijn vrouw bij jou op bezoek kwam, en haar zorgen met je deelde over zijn zo bezette leven en de weinige tijd die hij aan zijn gezin kon geven.
Hoe jij ook zelf worstelde met je rol als werkende moeder en partner van een man die van het begin af aan het vaderschap anders wilde invullen dan je voor ogen had.
Hoe dat levenspad van ons, dat zo verstrengeld was geweest tijdens zijn eerste huwelijk zich zo opsplitste, hij rector magnificus van de universiteit waar jij onderzoekster was en zijn vak onderhandelen volgde. De universiteit die je later bijna een proces aandeed omdat je een onderzoek afrondde waarop de opvolger van jouw promotor niet gerekend had.

Hoe later en nog later hij steeds belangrijker werd en zelfs de invloedrijkste man van Nederland werd genoemd terwijl jij inmiddels gescheiden een bescheiden woninkje in Amsterdam betrok.
Hoe hij ook in die tijd  van groeiende macht en invloed, zich op jouw verzoek bekommerde om zijn eerste echtgenote, zorgde dat zij een plek in een verpleeghuis kreeg en haar financiën voor haar rekening nam, iets waartoe hij zeker niet verplicht was.
Hoe hij ondanks alles trouw was en jou af en toe uitnodigde voor een exclusief en duur diner met zijn vieren, gepland tussen zeer belangrijke afspraken door.
Hoe jij altijd probeerde iets meer te weten te komen over de diepere lagen van zijn zijn en dat van zijn vrouw, beide met een door de oorlog getekende achtergrond die onmiskenbaar aan de jouwe deed denken.
Hoe steeds jouw pogingen werden ondermijnd omdat zovele dure plichten, de wereld, de vele reizen en de inner-circle van mede-invloedrijken, we zeggen nu makkelijker “de elite” riepen.
En hoe dan nu, 48 jaar later er dat boek lag: Bordjes duiken, waarin hij over zijn leven vertelt maar zoals hij zelf zegt liefde en dood liever onvermeld laat.
Hoe hij in dat boek de naam van zijn eerste vrouw niet noemt en alleen onder het kopje “Koken” de lezer een doorkijkje geeft in de “joodse” grootmoeder die hij heeft gehad.
Maar hoe hij ook mooi en treffend zijn moeilijkste levensjaar beschrijft waarin zijn moeder overleed, zijn huwelijk stuk liep en hij dacht dat hij snel zou komen te overlijden.
Het jaar waarin jij heel dichtbij was en met zijn vrouw de weg reed naar zijn witte bed, zoals zij dat noemde in haar gedicht dat in 1977 in de bundel Driemaal aangekruist, werd opgenomen:

Ik rij de weg
telkens weer
een lange grijze baan
een lint
dat eindigt
bij je witte bed

Happy Hoek

Hoe hij vertelde daar bij uitgeverij Balans dat hij een optimist is en dankbaar voor alle kansen die hem werden geboden in zijn leven  en hoe je als stille getuige van zijn leven
vanaf een zijkant hem bewonderde om wat hij was geworden maar vooral om de strijd die hij had moeten leveren om als oudste zoon en ware representant van de tweede (oorlogs-)generatie dat ene onmogelijke bordje op te duiken met de titel: “goedmaken”.
Maak goed, wat niet goed te maken is, vervang een oom die is doodgeschoten, familieleden die niet meer terugkomen, wees invloedrijk als compensatie voor de onmacht van hen die vogelvrij waren.
Hoe bij hem godzijdank de paniekaanvallen minder werden en mildheid en wijsheid het wonnen van de onmogelijke opdracht en de niet te bevredigen ambitie en hem een gemoedsrust gaven die daar nu bij Balans te midden van zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen op zijn gezicht te lezen was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *