Slimme schapen

Journalist en onderzoeker Jeroen Smit oa schrijver van Het Grote Gevecht en De Prooi muntte de term ‘slimme schapen’ in Buitenhof van een week geleden.
Wat wordt met slimme schapen bedoeld volgens hem?
Slimme schapen zijn de managers in het bedrijfsleven die  wel slim zijn maar niet uit de kudde durven te gaan. Zij runnen de wereld aldus Smit.
Wat we nodig hebben in deze tijd van klimaatcrisis is mensen, leiders die voorop durven lopen, die over de moed en verbeelding beschikken om toe te werken naar een andere economie, op een andere leest geschoeid.
We moeten nu echt een begin maken met anders consumeren en produceren, volgens deze bevlogen visionair.
Klimaatdoelen zouden volgens hem ‘beprijsd’ moeten worden. Het vlees zou in 2035  30 tot 40 procent duurder moeten worden.
En onder de 800 kilometer wordt er niet meer gevlogen.
We maken geen nieuw plastic meer en geen fossiele verbrandingsmotoren…
Verder zou je de moed moeten hebben zaken te benoemen die NIET over geld gaan!

Ik dacht onmiddellijk aan het boek van Michael J. Sandel: Het onbehagen in de democratie, een herziene versie van het gelijknamige boek uit 1996.
Een politiek die moraal en religie te veel buiten beschouwing plaatst, genereert al snel haar eigen ontgoocheling. En: Een politieke agenda zonder inhoudelijk moreel discours is een van de symptomen van de publieke filosofie van de procedurele republiek. (pg 291)
Sandel spreekt over ‘financialisering’ van de economie waarin niet langer arbeid en productie centraal staan maar (flits) kapitaal, dat over een geglobaliseerde wereld heen flitst terwijl mensen, burgers er in toenemende mate geen invloed meer op hebben (mijn termen).
Dat creeërt, aldus Sandel, een morele leegte die de weg opent voor intolerantie en andere misplaatste vormen van moralisme.
En politiek filosofisch over het marktgeloof: ‘De diepste aantrekkingskracht van markten is niet dat ze efficiency en welvaart leveren, maar dat ze ons de noodzaak lijken te besparen van rommelige, twistzieke discussies over hoe we de dingen moeten waarderen. Dat is ten diepste een valse belofte.’ (pg 383)

Zijn visie sluit aan bij die van Paul Verhaeghe in Onbehagen.
Hij laat , wat hij ook al zo overtuigend deed in ‘Identiteit’, zien wat een (volgens het neoliberale model) geëconomiseerde maatschappij met mensen doet.
En als psychanalyticus wijst hij ook op onze innerlijke gespletenheid, waardoor we een verlangen naar autonomie moeten zien te rijmen met een drang bij de groep te willen horen.
Elk tijdperk wordt gekenmerkt door een groot verhaal dat invulling geeft aan dat spanningsveld aldus Verhaeghe. De huidige invullingen hebben tot gevolg dat ik, in concurrentie met mezelf, alsmaar meer mijn perfecte zelf moet worden. Dat ‘zelf’ is al met al niet bijster origineel, iedereen moet excelleren als cliënt, producent en consument . (pg 262).
Het woord ‘onbehagen’ volstaat niet langer om de effecten van onze geëconomiseerde maatschappij aan te duiden. De belangrijkste groei van de op hol geslagen vrijemarkteconomie ligt bij het aantal mensen dat uitvalt. (pg 262)

En daar treffen de twee denkers elkaar immers niet iedereen is geschikt voor een universitaire opleiding. De noodzaak van meer respect en waardering voor mensen die met hun handen werken en geen academische titel hebben dient zich dringend aan.
Het klinkt misschien wat betweterig maar precies daarover ging mijn proefschrift in 1981: Tussen wal en schip; tussen recht en hulverlening waarin ik een pleidooi hield voor het pleitbezorgersmodel.
Daarin beval ik aan om ervaringsdeskundigheid in de samenleving veel meer centraal te stellen dan opleiding en dichter te blijven bij wat mensen kunnen en (ook praktisch) hebben geleerd in hun leven (levenskunst).
Het wordt tijd om de ‘slimme schapen’ en de ‘geitenpaadjes’ achter ons te laten.
Het wordt tijd om mensen weer te waarderen om wat ze in werkelijkheid ‘zijn’ (ipv wat ze opleveren).

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *