De wanhopige behoefte te generaliseren

Wat is toch die wanhopige behoefte te generaliseren? De mens, mensen, in te delen in wit, zwart, man, vrouw, elite of het ‘gewone’ volk, autochtoon of allochtoon, zeven vinkjes uit te delen, dader of slachtoffer etc.
Het gaat er daarbij vooral om de ander ‘thuis te brengen’.
Als je een etiket kan zetten op die ander weet je waar die persoon hoort.
Hoort hij of zij bij mij of niet?
Kan ik hem of haar vertrouwen of moet ik hem of haar wantrouwen?
Is dat misschien het dierlijke in onze soort?

Als ik naar mezelf kijk en mijn leven tot nog toe, kenmerkten twee eigenschappen mij, namelijk mijn grote behoefte aan vrijheid en mijn behoefte ergens bij te horen.
Dat maakte het dus ook meteen ingewikkeld.
Afkomstig uit een liberaal milieu wilde ik niets liever dan socialistisch zijn bijvoorbeeld.
Ik zong op 1 mei de internationale uit volle borst samen met mijn medeleden van de PvdA afdeling Leiden.
Met een problematische joodse achtergrond deed ik een groot deel van mijn leven of ik daar niets mee te maken had. Integreren was mijn levensmotto, erbij horen, zo ‘normaal’ mogelijk doen, aardig gevonden worden , geaccepteerd en gerespecteerd en eigenlijk vooral erkend als mens.

Terwijl ik me inzette voor de vrouwenbeweging, als lid van de Rooie vrouwen, als lid van de Emancipatieraad en als universitair hoofddocent vrouw en recht, en hoopte heel erg op solidariteit van wat het zwakke geslacht heet, heb ik helaas ervaren dat vrouwen tijdens mijn carrière het wespennest vertegenwoordigden waarin ik steek op steek opliep. Ik vroeg me af wat erger was, de apenrots die de mannen vertegenwoordigden of het wespennest waarin ik me herhaaldelijk bevond.
Terwijl ik tijdens mijn moederschap naar vrijheid snakte en regelmatig mij afzonderde op Schiermonnikoog om daar aan mijn onderzoeken te werken, merkte ik dat toen ik die vrijheid kreeg en verlost van kinderen als alleenstaande in de hoofdstad kon gaan en staan waar ik wilde, ik ze miste en vooral de zorg voor de ander, dezelfde zorg die me zo opgebroken was.
Kortom gecompliceerd. Niemand zei me meer hoe te leven. Ik moest het zelf uitvinden en raakte regelmatig de weg kwijt.

In het prachtige kinderboekje van David Grossman De omhelzing,  vertelt de moeder aan het kind dat hij uniek is. Het kind wil dat niet accepteren en roept: Ik wil dat er nog iemand is zoals ik!
Ik probeerde het voor te lezen aan mijn vierjarige kleinzoon maar hij zei dat hij het spannend vond en keerde zich ervan af. Ik las niet verder en begreep hem.
Het besef dat er geen ander is dan jij en ik voeg erbij dat je alleen geboren wordt en alleen doodgaat, is beangstigend, zelfs gekmakend.
Omhelzing is dan het enige wat nog helpt, heel dicht bij de ander komen en het gevoel hebben dat hij of zij een lotgenoot is en/of van je houdt.
Dat is de troost, dat is ons overlevingsmechanisme.
Maar ook de schijnveiligheid van de generalisatie, van het slachtoffer/dader denken, het denken in wij en zij, het denken in complottheorieën.
Het houvast zoeken in zwart-witbeelden, in zeven vinkjes of andere indelingen, alles om maar een ‘thuisgevoel’ te krijgen.
Lieve mensen, dat houvast is er niet, vergeet het.
Probeer eens één uur de ander als uniek te zien en kijk dan wat er gebeurt.

Eén reactie op “De wanhopige behoefte te generaliseren

  1. Goed verhaaal, en eerlijk ook. Mooi dat u op dit punt aanbeland bent. Het is en blijft modderen. Wanhoop echter niet!

    Maar…
    ik ben een half jaartje ‘in de heer’ geweest. Ik las ergens in de jaren ’80 een boekje van een Pools-Amerikaanse psychiater over zijn werk met terminale kinderen (kanker). Hij was daar nieuw en kon weinig voor ze doen, zat met zijn handen in zijn haar, totdat hij bedacht dat die kinderen één mooie taak prima konden verrichten, met zijn hulp: nieuwkomertjes in die sterfkliniek opvangen, ondersteunen en bemoedigen. Daarvoor hoef je alleen maar te kunnen praten… dat werkte fantastisch, en hij schreef naar aanleiding daarvan een kort boekje: ‘Love is letting go of fear” – Gerald Jampolski. Ik heb hem nog een brief gestuurd – per luchtpost – en kreeg ook nog antwoord.

    Principe is simpel: je neemt niemand meer iets kwalijk. Dus zat ik een keer in het ziekenfondsbureau in Oost, en die balieman had er geen zin in, hij vertelde me dat ik met mijn probleem naar het kantoor in de Bijlmer moest – normaal zou ik dan geërgerd zijn, want ik zat daar al een half uur, maar dit keer niet. Ik zei dus: OK, dan doe ik dat wel. Maar die klerk wilde kennelijk iets afreageren, en zei er nog bij dat het vrij ver weg was… Ik zei dat ik op dat moment geen werk had, dus dat me dat…

    Geleidelijk aan werd hij steeeds bozer, en de andere bezoekers in dat kantoortje kregen er lol in – hij had geen greep op me.

    Is dit misschien een nuttige aanvulling?

    M vr gr
    Arthur Graaff
    fpamsterdam@yahoo.com

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *